1. Is de huisarts nou wel of geen specialist?
Een veelvoorkomend misverstand is dat artsen na de studie geneeskunde meteen aan de slag kunnen met werken als huisarts. Iemand die de studie heeft afgerond noemen we een basisarts. Maar om jezelf huisarts te noemen, moet je eerst nog de driejarige huisartsenopleiding volgen. Huisartsgeneeskunde is óók een specialisme, net als neurologie of interne geneeskunde. Uiteraard past het woord ‘specialisme’ meer bij een arts die zich heeft gespecialiseerd op één onderdeel van het lichaam. Maar daarom mag je ons als huisarts ook de specialist in veelzijdigheid noemen.
Vinden we leuk.
2. Welke huisarts heb je voor je?
Om het lekker ingewikkeld te maken zijn er drie types huisartsen:
- De praktijkhouder: dit is de huisarts die de boel runt, bij wie je als patiënt staat ingeschreven.
- De HIDHA, ofwel huisarts in dienst van een andere huisarts. Dit is een huisarts in loondienst, meestal werkzaam voor één praktijk, ter aanvulling op de praktijkhouder.
- De waarnemend huisarts. Deze werkt als ZZP-er, en valt kort- of langdurig in voor de praktijkhouder. Bijvoorbeeld bij ziekte of zwangerschapswaarneming. Maar de waarnemer kan ook langdurig verbonden zijn aan meerdere huisartsenpraktijken.
3. Het mysterieuze niet-pluis-gevoel
Een niet te onderschatten soort zesde zintuig, dat huisartsen ontwikkelen tijdens hun carrière, noemen we het 'niet-pluis-gevoel'. Dit onderbuikgevoel is een belangrijk instrument voor de huisarts, om niet te negeren tijdens het consult, en kan zelfs de enige reden zijn om aanvullend onderzoek in te zetten. Waar zit het hem dan in? Dat is heel moeilijk te pinpointen. Het kan bijvoorbeeld de blik van een patiënt zijn of de manier waarop een verhaal verteld wordt door de patiënt.
4. Geruststelling als medicijn
‘Dan had ik eigenlijk niet hoeven komen, hè’. Een zin die nog wel eens als antwoord wordt gegeven door een patiënt als ik geen nieuwe medicatie of verwijzing geef, maar alleen geruststelling of adviezen als 'neem toch maar even een paracetamol'.
Ik zie dit heel anders. Als je zelf niet goed weet hoe het menselijk lichaam functioneert en wanneer er iets mis kan zijn, dan lijkt het mij juist handig om advies in te winnen bij iemand die hiervoor wel heeft gestudeerd. Hoeveel (telefonische) consulten er per dag afgesloten worden met geruststelling door huisartsen of doktersassistenten durf ik niet te zeggen, maar dat het er veel zijn, is wel duidelijk. Zie de geruststelling van een huisarts als het niet hebben van een gaatje bij je tandartscontrole en ga met een lach op je gezicht weer naar buiten.
5. Huisarts blijf je niet zomaar
Per vijf jaar moeten we voldoen aan speciale eisen, opgesteld door de KNMG, om ons te kunnen herregistreren voor weer vijf nieuwe jaren in het huisartsenvak. Dit houdt in dat we voldoende uren hebben gewerkt; genoeg nascholing hebben gevolgd en ons functioneren is beoordeeld door collega’s en patiënten. Onder nascholing valt ook intervisie. Hierbij vorm je een clubje met collega-huisartsen om ingewikkelde werkproblemen te bespreken. Sparren met collega’s is een wezenlijk onderdeel van ons vak, om de soms bizarre omstandigheden te kunnen ventileren. Tenslotte zijn we allemaal maar mensen, dat lees je ook terug in het verhaal: iedere huisarts heeft zijn eigen kerkhof.
Reactie plaatsen
Reacties